Preek 1 september 2024

Overweging op de 22ste zondag van het Jaar B door Ton Zwart msc

Een voorval dat niet ontkend kan worden: sommige leerlingen van Jezus waren aan het eten zonder eerst hun handen te hebben gewassen. Dat was niet alleen onhygiënisch maar veel erger. Het ging in tegen de traditie van de Joden, tegen een voorschrift van de vaderen.
De bedoeling van zo’n voorschrift moge duidelijk zijn: een vrome Jood dient eerbied te betonen voor het voedsel dat hem geschonken wordt. Het is een gave vanuit de hemel, een gave van God en dat kun je niet zomaar vastpakken. Daar moet je schone handen voor hebben. De leerlingen van Jezus die dus met ongewassen handen aan het eten waren, zaten duidelijk fout. Ontkennen had geen zin. Ze waren zogezegd op heterdaad betrapt.
De Farizeeën en Schriftgeleerden spreken dan niet de foute leerlingen erop aan maar Jezus. Hij is hun doelwit, hij moet zich verantwoorden. Als leraar moet hij zijn leerlingen in het gareel houden. Hij moet hun eerbied voor de overleveringen van de vaders bijbrengen en als hij dat niet doet, is hij misschien nog erger dan zijn leerlingen. Het gaat de Farizeeën en Schriftgeleerden dus om Jezus. Jezus moet ontmaskerd worden als een valse leraar, een respectloze leraar, iemand die het niet waard is om naar te luisteren.
De reactie van Jezus is fel. Hij gaat tot de tegenaanval over en beschuldigt op zijn beurt de Farizeeën en Schriftgeleerden van huichelarij. Hij doet dat met een tekst van Jesaja, een pijnlijk punt voor Schriftgeleerden! Eigenlijk zegt Jezus dat zij de valse leraars zijn en niet hij. Zij hebben het woord van God vervormd met hun tradities, aangepast aan hun eigen ideeën. Zij bewijzen daardoor lippendienst aan God maar hun hart behoort niet aan God.
Het verhaal gaat nog door en Jezus roept nu het verzamelde volk erbij. Wat hij nu wil vertellen gaat niet alleen de Farizeeën en Schriftgeleerden aan maar is van belang voor iedere mens: “Niets kan de mens bezoedelen wat van buiten af in hem komt. Maar wat uit de mens komt [uit zijn binnenste] dat bezoedelt de mens.” Met andere woorden: het gaat om het hart van de mens. Als het hart van de mens goed is, dan komen er goede daden uit voort. Als het hart van de mens slecht is, dan uit zich dat ook in slechte handelingen. Een mens moet er dus voor zorgen dat zijn hart deugt.
Jezus verkondigt hier, lijkt me, een spiritualiteit van het hart, een spiritualiteit die aandacht geeft aan wat er in het hart van een mens opkomt en die er naar streeft om die opwellingen van gevoelens, intuïties en verlangens kritisch te bezien en zo nodig bij te stellen en in goede banen te leiden. Het is dus geen spiritualiteit die zegt: een mens moet z’n hart maar volgen, als je dat doet, zit je wel goed. Nee, het is een spiritualiteit die er van uitgaat, dat het hart van de mens twee kanten heeft, een goede en een slechte kant. Het is juist zaak om de goede kant te bevorderen en de slechte kant in toom te houden.
Hoe doe je dat? Je hebt tenslotte geen volledige zeggingsmacht over je hart. Veel van wat zich in het hart van een mens afspeelt gebeurt onbewust en ongewild. Je merkt er pas wat van als het tot daden komt, als je iets zegt of iets doet, als het tot een handeling komt. Want wat je doet, wordt normaliter vastgelegd in je geheugen. Je kunt het terugroepen en kritisch bekijken. Je kunt er dus een oordeel over geven, of je wel juist gehandeld hebt. Het is een oordeel achteraf maar een oordeel dat je niet onverschillig laat, dat je hart raakt, er mede vorm aan geeft en zo hopelijk goed uitwerkt naar de toekomst.
Dit is werken aan je hart. In het Nederlands hebben we daar uitdrukkingen voor die blijk geven van het besef dat er aan het hart van een mens gewerkt kan worden, ook al hebben we er geen volledige zeggingsmacht over. Een van die uitdrukkingen is: je moet het hart op de juiste plaats hebben. En een andere zegt: je moet hart voor de zaak hebben. Het hart van een mens, zo blijkt, kan gestuurd worden of in ieder geval enigszins bijgestuurd.
Zorg voor je hart, is het advies van Jezus. Zorg voor je hart, zodat de slechte kant niet de overhand krijgt, maar de goede kant steeds meer terrein wint. Wat is daarvoor nodig? Eerlijkheid. Want zonder eerlijkheid leert een mens zijn ware ik niet kennen. Dan heb je met zelfbedrog te maken of huichelarij, zaken die ook in de lezingen van vandaag genoemd worden. En hoe leer je eerlijkheid? Onder andere door te bidden, want tegenover God heeft het geen enkele zin je anders of beter voor te doen dan je bent, God die de harten en nieren van mensen doorgrondt.
Wat ook nodig is, dunkt me, is een geloof in een milde, menslievende God, een God die hart voor mensen heeft, een God die er niet op uit is om te veroordelen en te straffen, maar die vol begrip met ons begaan is. En dat is precies wat Jezus ons heeft laten zien, het hart van God in de wereld, ook in het evangelie van vandaag. Hij stond tenslotte aan de kant van zijn foute leerlingen.
Amen.

Leave a comment