Preek 18 augustus 2024

20ste zondag door het jaar B – 18 augustus 2024 – Notre Dame

Begroeting en inleiding

Vandaag staat onze viering in het teken van Brood.
Tientallen mensen hebben eraan gewerkt vanaf het moment dat de graankorrel door de boer werd uitgezaaid op de akker, en daarna geoogst, dan naar de molenaar die het maalde en de bakker die er brood van maakte tot het, wederom, vanmorgen op ons ontbijtbord lag.
Brood, zo heel gewoon, zo alledaags, maar toch zo onontbeerlijk en zo nodig.
Het thema vandaag is dan ook BROODNODIG.

Overweging door Theo te Wierik

We zijn, hier in Notre Dame, begonnen met de voorbereiding van het 150 jarig jubi-leum van jullie ‘onze’ zusters: Dochters van O.L. Vrouw van het H. Hart.
Op 30 augustus komen we over heel de wereld op tal van plaatsen samen om stil te staan bij dit jubileum.

Wij zijn afgelopen dinsdag begonnen, hier in de kapel, met opnieuw te kijken naar de film over de ontstaansgeschiedenis.

Wat mij dinsdag opnieuw getroffen heeft is het diepe geloof, of mag ik vertrouwen zeggen, in onze God van die eerste groep zusters, gesteund door pater Chevalier en zijn eerste medebroeders.

Net als bij ons in het begin liep ook bij jullie, zusters, heel veel anders dan verwacht en gehoopt werd.
Nieuwe zusters kwamen en zusters gingen weer.
Wat mij zo trof was dat in die kleine, nog zo kwetsbare gemeenschap van vrouwen, alsook bij de mannen, het verzoek van de paus kwam om een nieuwe missie te be-ginnen in de Pacific: dat geweldige grote gebied met duizenden eilanden en eilandjes boven Australië en Nieuw Zeeland waar toen niemand in Europa amper van wist hoe de mensen daar leefden.
Hier, zo denk ik, moet de Geest’ Gods aan het werk geweest zijn!

Onze gemeenschappelijke stichter, pater Chevalier, had direct ‘ja’ tegen de paus gezegd.
Maar was het wel verantwoord?
Dagelijks noemen we nu nog de namen van hele jonge medezusters en medebroe-ders die daar gestorven zijn en dus geen jarenlang missiewerk hebben kunnen vol-brengen.

Maar de andere kant van de medaille is en was dat de jonge beweging van zusters en broeders niet meer tegen te houden was.
Er kwamen steeds meer jonge vrouwen en mannen die deze missie in de Pacific en later ook in de Filipijnen, Indonesië en Brazilië, vanuit Nederland… vanuit Til-burg…wilden voortzetten.

Anderen bleven in eigen land of in andere landen.
Laten we niet doen alsof hun werk minder belangrijk was.

We horen immers allemaal bij die grote Chevalierfamilie wereldwijd.
Maar oceanen oversteken, de hitte trotseren, het vreemde eten, de muskieten…de politiek met soms veel geweld… kortom: geconfronteerd worden met een totaal an-dere wereld is toch een ander verhaal !!!!

En dan de vraag wat dat kleine groepje missionarissen toch kon beginnen in dat im-mens grote gebied waar ongeveer alles ontbrak om maar iets te kunnen beginnen!

Dit verhaal gaat over ons: zusters en broeders.
Maar we zouden nergens zijn wanneer we bij onze geschiedenis niet onze ouders, onze broers en zussen zouden betrekken.
Zeker onze ouders hebben aan het begin van ons leven gestaan.
Onze ouders, broers en zussen vaak ook, hebben zich veel moeten ontzeggen om voor ons heel veel mogelijk te maken.

Zo hebben zij en wij allen ons verleden.
En bij dat verleden horen de gedenkdagen.

Dat was al zo bij de voorouders van Jezus.
Dat was al zo in onze oude christelijke wereld.
Poerimfeest en Pesach, dodenherdenking en bevrijdingsfeest, Dankdag voor de ge-wassen, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren.
Al deze dagen hebben betrekking op gebeurtenissen die niet voorbij zijn.
Dankbaar wordt het verleden herdacht om zo oriëntatie te vinden voor de toekomst.
In het verleden wordt onze bestemming ontdekt en de toekomst ontcijferd.
Dat zien we ook bij onze eerste medezusters en medebroeders.

Zo kon het volk van Israël eeuwen geleden al niet vergeten hoe het allemaal begon-nen was.
Het zag hoe God bevrijdde uit het slavenhuis.
Hoe God de wet gaf op de Sinaï en hoe God het volk beproefde, veertig jaar, in de woestijn.
En de schrijver van Deuteronomium plaatst zijn tijdgenoten eeuwen na dato weer aan de voet van de Sinaï om te luisteren naar wat God Mozes op de top van de berg geopenbaard heeft.

Je zou het volk van Israël, evenals het Palestijnse volk, van harte gunnen dat zij in deze dagen, maar nu sámen, opnieuw, hand in hand, daar aan de voet van de Sinaï van nu zouden staan en sámen zouden luisteren zoals lang geleden geluisterd werd naar wijze woorden van toekomst en vergeving.
Je zou wensen…ja…aan al de volkeren in het Midden Oosten van nu…dat zij het brood delen in vriendschap en verbondenheid.

‘Wacht u ervoor de Heer uw God te vergeten en zijn geboden, voorschriften en be-palingen, die opnieuw opgelegd worden, niet na te leven.

Dit geldt voor het volk van Israël, voor het Palestijnse volk, voor het Iraanse, het Li-banese…ja…het geldt voor ons allemaal… alle volkeren wereldwijd!
‘Wacht u ervoor de Heer uw God te vergeten’.

Onze eerste zusters en broeders, maar ook onze ouders en zovele anderen uit het verre of minder verre verleden hebben het ons voorgeleefd.
Zij hebben ons het ‘brood uit de hemel’ aangereikt.
Zij hebben ons voorgehouden om niet voor onszelf te leven en daarom zijn ook wij op weg gegaan.

Wij zijn hier, samen met u op uw kamer of u thuis, rond de tafel van de Heer.
Wij worden opgeroepen om nu brood en wijn te zijn voor de mensen die we nu dage-lijks tegenkomen.

Leave a comment