Lucas 10 38 42 Marta en Maria. Overweging door Hans Kwakman msc
Marta en Maria zijn kennelijk twee zelfstandig levende vrouwen. Dat was heel uitzonderlijk ten tijde van Jezus En dat zij dan ook nog Jezus gastvrij ontvangen is ongehoord. Bovendien wordt van Maria verteld dat zij, in plaats van Marta te helpen bij het opdienen, aan de voeten van Jezus gaat zitten om naar hem te luisteren. Dat was de plaats van de mannen. Ook Maria doet dus iets ongehoords. Aan de voeten van iemand zitten betekent in die tijd, leerling van iemand zijn. Paulus vertelt b.v. van zichzelf dat hij aan de voeten van Gamaliël zat, dat wil zeggen dat hij diens leerling was (Hand. 22:3). In die tijd konden alleen mannen leerling van een Rabbi worden, maar Jezus accepteerde ook vrouwen als zijn leerlingen.
Jezus is nooit alleen onderweg, maar altijd in gezelschap van zijn leerlingen. Vrij onverwacht valt hij samen met zijn leerlingen het huis van Marta en Maria binnen. Marta wordt dan ook meteen in beslag genomen door het bedienen van al die onverwachte gasten. Zij heeft geen tijd om naar Jezus te luisteren. Bovendien ergert zij zich mateloos aan haar zus, die haar alleen laat werken. Maar ook de houding van Jezus stelt haar teleur en zij zegt tegen Jezus: ‘Heer, laat het U onverschillig, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dat zij mij moet helpen.’ Maar dan vermaant Jezus Marta heel liefdevol. “Marta, Marta, wat maak je je toch bezorgd en druk om veel dingen.” Je maakt je bezorgd over het bedienen van de gasten, maar dan stoor je je ook nog aan je zus, die naar mij luistert. “Slechts één ding is nodig.” Concentreer je op dat ene ding waar je mee bezig bent. Jij houdt je bezig met het bedienen en dat doe je geweldig. Maria luistert naar mij en dat is ook een goede keuze. Die keuze zal haar niet worden ontnomen.
De evangelist Lucas vertelt het verhaal over Marta en Maria als een aanvulling op het verhaal dat eraan voorafgaat. Daarin gaat het over het voornaamste gebod: “Hebt de Heer uw God lief met heel uw hart, heel uw ziel, heel uw kracht en heel uw verstand en uw naaste als u zelf.” Op de vraag van de Schriftgeleerde, “wie is mijn naaste?” vertelt Jezus het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. Daaraan verbindt hij de conclusie: vraag niet “wie is mijn naaste”, maar wees zelf de naaste voor wie hulp nodig heeft.
Marta en Maria laten ons zien dat we God kunnen liefhebben door anderen van dienst te zijn, zoals Marta doet, maar ook door naar Jezus te luisteren, zoals Maria. Marta toont zich de naaste door haar gasten te bedienen. En dat doet zij uitstekend. Maria grijpt de gelegenheid aan om naar Jezus te luisteren. Dat is op dat moment haar manier om God lief te hebben. Ook dat is een goede keuze.
Marta en Maria vertegenwoordigen twee personen in onszelf. De persoon, die anderen van dienst wil zijn en de persoon die luistert. Beide personen moeten wij ins onszelf koesteren. Ook wij zijn geroepen om op allerlei manieren anderen te helpen, afhankelijk van de omstandigheden en onze mogelijkheden. Maar wij zijn ook geroepen om te luisteren. Te luisteren naar elkaar en te luisteren naar de stem van God. Wij kunnen luisteren naar de stem van God door nu en dan iets uit de Heilige Schrift te lezen. Wij kunnen bijvoorbeeld luisteren naar de apostel Paulus. In de tweede lezing beroept deze er zich op dat hij van God de opdracht gekregen heeft om ons het woord van God te brengen en, voegt hij eraan toe: “in heel zijn volheid.” Of we kunnen luisteren naar de stem van Jezus, zoals Maria doet. Wij kunnen dat doen door een stuk uit een evangelie te lezen en te overwegen.
Maar de stem van God horen wij ook door te luisteren naar de stem van ons geweten. Daartoe spoort het Tweede Vaticaans Concilie ons aan. Het schrijft: “Het geweten is het verborgen heiligdom van de mens, waarin hij alleen is met God, wiens stem in hem weerklinkt…. Op wonderbaarlijke wijze openbaart het geweten de wet die volbracht wordt door de liefde tot God en de naaste. In trouw aan het geweten zijn christenen samen met andere mensen op zoek naar de waarheid en naar de echte oplossing van de vele problemen, die ontstaan zowel in ons privéleven als ook in het maatschappelijk leven.” (Tweede Vaticaans Concilie, Gaudium et Spes 1965, n. 16).
Soms kost het ons moeite om te luisteren naar Gods stem in ons hart. Of God kan zelfs een vreemde voor ons zijn. Vaak maken wij ons net als Marta bezorgd over van alles en verwijten wij ook nog anderen waarom zij dit of dat niet aanpakken. Misschien krijgt de persoon van Maria in ons te weinig kans om te luisteren naar de stille stem, waarmee God in ons hart tot ons spreekt.