Preek 24 november 2024

Johannes 18, 33b-37
Nu ging Pilatus het pretorium weer binnen, riep Jezus bij zich en zei tot Hem: “Zijt Gij de koning der Joden?” Jezus antwoordde hem: “Zegt gij dit uit uzelf, of hebben anderen u over Mij gesproken?” Pilatus gaf ten antwoord: “Ben ik soms een Jood? Uw eigen volk en de hogepriesters hebben U aan mij overgeleverd. Wat hebt Gij gedaan?” Jezus antwoordde: “Mijn koningschap is niet van deze wereld. Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben, dat Ik niet aan de Joden werd uitgeleverd. Mijn koningschap is evenwel niet van hier.” Pilatus hernam: “Gij zijt dus toch koning?” Jezus antwoordde: “Ja, koning ben Ik. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.”

OVERWEGING – “Koning ben ik” door Ben Verberne
Wanneer u op dit feest van Christus Koning aandachtig hebt geluisterd naar het evangelie, dan zult u daarin weinig reden vinden om echt feest te vieren.
Het evangelie brengt ons immers terug naar Goede Vrijdag:
Jezus staat voor de rechterstoel van Pilatus, de landvoogd van Judea.
In ons collectieve geheugen leeft Pilatus voort als een lafaard, als een leider, die zwicht voor het dreigende geweld van een fanatieke meute.
Hij weigert een gerechtvaardigd oordeel uit te spreken over Jezus die vóór hem staat.
Pilatus en Jezus, zij zijn de twee hoofdpersonen, die allebei falen, tenminste als je stopt met lezen op het moment dat Jezus sterft aan het kruis.
Precies als Pilatus, is ook hij in zijn opdracht mislukt.

Onze eigen Nederlandse beeldhouwkunst heeft deze mislukking indrukwekkend weergegeven in het indrukwekkende beeld dat bekend staat als “Christus op de koude steen”. –
Dat is een beeld uit de Middeleeuwen.
Het toont ons Jezus kort vóórdat hij gekruisigd wordt, in al zijn eenzaamheid, verlaten door vrienden.
Zo zit hij daar op een steen, verlaten en als een lam naar de slachtbank geleid,
in afwachting van wat er gaat gebeuren.
Zachtmoedig, maar tot op het laatste moment trouw aan zijn opdracht.
Barmhartigheid en trouw zullen de grondslag zijn van zijn Koningschap.

Precies dìt koningschap vieren wij vandaag, maar minder uitbundig dan voorheen.
Verstaan we vandaag misschien beter dan toen wat dit Koningschap inhoudt?
“Koning ben ik, maar mijn koningschap is niet van deze wereld”.
Hij hoort tot een andere, Góds wereld; van die wereld heeft Pilatus geen besef!
Jezus is koning in de ware zin: als koning is hij vrij, volkomen vrij.
En wat hij zegt over zichzelf, zegt hij ook van ons:
iedere mens is immers een koning, een koningin –
die in zich draagt een innerlijke vrijheid en waardigheid die niet van deze wereld is.
Iedere vrouw, iedere man kent in zich een ‘ruimte’ die onaantastbaar is,
een waardigheid waaraan een ander niet kan raken.

En zo, staande voor Pilatus, onthult Jezus wat werkelijk schuilgaat
achter de macht van al die zogenaamde ‘groten der aarde’,
die zichzelf overeind houden met kunstgrepen, met grootspraak en geweld –
met in feite niets anders dan onmacht, lafheid en angst.
Ze kunnen wel het lichaam van mensen doden, maar niet hun innerlijk, de ziel.

Dit had Jezus trouwens al eerder gezegd op zijn tocht naar Jeruzalem naar aanleiding van een ruzie tussen twee van zijn volgelingen, Jakobus en Johannes,
over wie van hen de grootste zou zijn.
Tegen zijn meest nabije leerlingen zei hij toen: “Jullie weten dat zij die
als heersers van de volkeren gelden,
hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten van deze aarde misbruik maken
van hun macht over hen.
Dat mag bij jullie niet gebeuren.
Wie onder jullie groot wil worden, moet dienaar zijn,
en wie van jullie de eerste wil zijn
moet de slaaf zijn van allen:
ook de Mensenzoon is immers niet gekomen
om gediend te worden,
maar om te dìenen”.

Het zijn woorden die actueel zijn en die vandaag gelden evenzeer als toèn.

De liturgie van deze week sluit perfect aan bij die van een week geleden.
Toen ging het over de verwachting van een nieuwe schepping.
We hoorden: het ís waar, in onze wereld gebeuren vreselijke dingen –
zinloze oorlogen, vervolging en discriminatie – kwaad dat mensen elkaar aandoen
en dat volkomen zinloos is.
Het zijn de barensweeën van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,
uitzicht op een verre toekomst.
We riepen ons Jezus’ woorden te binnen:
Kijk naar de natuur:
herfst, winter – ze dragen ín zich
de belofte van een voorjaar dat op komst is. Zo zal het zijn met dit koninkrijk:
het vervult ons met hoop.

Vandaag gaan we nog een stap verder. en we zeggen ‘het ìs al begonnen, merk je het niet?’
We zongen zojuist tussen de schriftlezingen door
die koningspsalm, Psalm 92:
De Heer is Koning met luister omkleed,
zo vast onwankelbaar als de aarde,
zo vast staat zijn troon door de eeuwen.
Die psalm begon als een gebed van koning David voor zijn zoon, Salomo,

  • zijn naam die betekent: ‘hij die vrede is´.

Als Christenen kunnen wij het gewoon niet làten
en we denken aan Christus in wie dit koningschap zienderogen werkelijkheid wordt.
Soms zingen we ervan in een bekend lied,
dat hertaald is door Huub Oosterhuis en opnieuw toegankelijk is gemaakt:
Voor kleine mensen is hij bereikbaar,
Hij geeft hoop aan rechtelozen,
hun bloed is kostbaar in zijn ogen,
Hij koopt hen vrij uit het slavenhuis.

Zijn naam is tot in eeuwigheid,
zolang de zon staat aan de hemel.
Zijn naam gaat rond over de aarde,
een woord van vrede, van mens tot mens.

Leave a comment