14C Overweging door Ton Zwart msc
Jezus stuurt zijn leerlingen uit op een missie en hij doet dat met de woorden: „De oogst is groot maar arbeiders zijn er weinig“. Deze woorden zullen toentertijd wel geklopt hebben, maar de vraag kan gesteld worden of deze uitspraak ook nu nog waar is: Is de oogst nog steeds groot en zijn er nog steeds te weinig arbeiders om die oogst binnen te halen?
We leven in ieder geval in een heel andere tijd en in een heel andere wereld dan de Joodse samenleving van de eerste eeuw. Wij hebben nu al tweeduizend jaar Christendom achter de rug en het lijkt erop dat het Christendom zijn beste tijd heeft gehad, in ieder geval in ons deel van de wereld. We zijn hier door de Verlichting heen gegaan, een tijd die al weer een paar eeuwen achter ons ligt, maar die nog steeds van invloed is en doorwerkt. Het was een tijd van bevragen, van bekritiseren, van onderzoeken, van niets zo maar aannemen op gezag. Bewijzen moesten er komen, voor ieder toegankelijk. Geen mooie woorden die niet met feiten gestaafd konden worden. Een wetenschappelijke instelling, geen goedgelovigheid.
Het is een mentaliteit die zich niet gemakkelijk tot geloven laat overtuigen en zo dus in niets op een grote oogst lijkt. Conclusie: de oogst ligt echt niet voor het binnenhalen, eerder het tegenovergestelde. Misschien moeten we wel van onderop beginnen: met ploegen, eggen, zaaien en water geven, en dan maar hopen dat de pogingen enig succes zullen hebben.
Maar zijn er ook aanknopingspunten in de samenleving van vandaag, iets waarover we met elkaar in gesprek kunnen gaan? Vorig jaar ben ik bij een uitvaart van een zwager van mij geweest. Zijn kinderen en kleinkinderen verzorgden de uitvaart. Zoals dat tegenwoordig gaat: veel foto’s die op de muur van het crematorium geprojecteerd werden en veel toespraakjes. Wat mij opviel waren twee dingen. Allereerst dat God of Jezus Christus nergens voorkwamen: noch in de foto’s van vroeger en mijn zwager was toch in de kerk getrouwd en heel zijn leven kerkbetrokken geweest; noch in de toespraken: geloven en kerk kwamen er niet in voor. Dat was het eerste dat me opviel en het tweede was: dat die fotoserie eindigde met een „rust zacht“. En hetzelfde gold voor de toespraakjes: die gingen vaak nog een ietsje verder door te zeggen: „papa, rust zacht en opa, tot ziens“.
En ik dacht: blijkbaar is er een geloof in een wederzien, in een hiernamaals, in een elkaar kunnen vasthouden over de dood heen, maar dat niet verbonden is met kerk of met God of met Jezus Christus. Blijkbaar kan dit geloof op zichzelf staan, in de trant van: het was zo’n goed mens die is overleden, die zoveel voor anderen heeft betekend. Hij kan toch niet helemaal verdwenen zijn! Die moet toch op een of andere manier voortduren, zijn leven moet toch een vervolg hebben!
Het zou best kunnen dat dit geloof in een leven na de dood allereerst een weigering is om een definitieve streep te zetten onder wat mooi en goed en onvergetelijk was. Het is geloven dat een leven dat met en voor anderen geleefd wordt onvergankelijk is, eeuwigheidswaarde heeft.
Ik weet niet of u een soort gelijke ervaring bij uitvaarten hebt gehad als ik bij mijn zwager heb meegemaakt. Ik hoop eigenlijk van wel, want dan zou zo’n geloof in een leven na de dood veel breder verspreid zijn dan een enkel geval en dat versterkt het aanknopingspunt voor een geloofsgesprek. We hebben dan een basis om voorzichtig een geloofsgesprek te beginnen.
Hoe zou zo’n gesprek er uit kunnen zien? Het evangelie van vandaag geeft ons een paar tips. Ik denk aan het gedeelte waarin de geloofsverkondigers aangespoord worden om geen beurs mee te nemen, geen reiszak en geen schoeisel. Ze moeten ook niet van het ene huis naar het andere gaan, maar tevreden zijn met wat de mensen hun voorzetten. Wat hier klaarblijkelijk bedoeld wordt is dat de uitgezonden leerlingen geen andere bezorgdheid moeten hebben dan hun missie. Zij moeten niet aan zichzelf denken, wat er voor hen te halen zou kunnen zijn. Zij mogen geen bijbedoelingen hebben. Het moet hen er alleen om gaan om hun boodschap, hun getuigenis, zo goed mogelijk over te brengen. Zij moeten volkomen eerlijk en oprecht zijn, volkomen authentiek: mensen die helemaal achter hun boodschap, hun getuigenis staan. Geen zweem van dubbelzinnigheid.
Deze aansporing heeft niets van zijn geldigheid verloren. Ook vandaag de dag zijn mensen enorm gevoelig voor enige vorm van onoprechtheid. Ze voelen instinctief aan of zij een persoon voor zich hebben die authentiek is, die zelf beleeft waarover hij praat, die getuigt van wat hij persoonlijk ervaren heeft. Als daar maar iets aan ontbreekt, haken zij meteen af.
Oprechtheid is een basisvoorwaarde voor elk geloofsgesprek. Zonder oprechtheid is geen echt gesprek mogelijk. Vandaag worden we gevraagd om te bidden voor arbeiders voor de oogst. Laten we dan bidden om oprechte arbeiders, arbeiders die zichzelf kennen, die niet pretenderen meer te weten dan ze in feite weten. Arbeiders, die zich niet beter voordoen dan ze in werkelijkheid zijn. God weet, of er dan meer oogst voorhanden is dan we op het eerste gezicht denken.
Amen.