Pater Pieter Rozemeijer

60 JAAR GEPROFEST

Pater Pieter Rozemeijer

De MSC getrouwe blijf ik… 

Voor de oorlog had het gemeentebestuur van Wormer het onzalige idee opgevat om de schilderachtige wegsloot te dempen. Over dat kilometers ongeplaveide “prutje” liepen wij naar kerk en school, na eerst langs de Openbare school en vooral de School met de Bijbel enthousiast voor “roomse papen” te zijn uitgemaakt.

Hoe komt iemand die kennelijk niet vruchtbare klei maar uit de prut is getrokken, erbij om MSC’er te worden? Thuis en in de parochie waren geen banden met de MSC. Wel kwam er regelmatig een franciscaan over de vloer, helemaal uit Katwijk, om opgespaarde centen op te halen, maar die loenste en als kind ben je onbarmhartig. Ook was er een veel oudere neef op Hageveld, maar die kende ik nauwelijks. Voor de oorlog waren er wel priesterroepingen geweest nl. een franciscaan die in China missionaris was, een trappist, neef van vader, helemaal in Pey-Echt, en ook nog een wereldheer. Over hen heb ik pas veel later gehoord. Net als over onze pater J. Nooy msc, die nog geen jaar na aankomst in Nieuw-Guinea jammerlijk verdronk. Zijn mysterieus overlijden werd in het dorp min of meer verzwegen. In ons Bulletin heb ik een paar jaar geleden dit drama uit de doeken gedaan, tot eerherstel min of meer.

Maar nu ik het toch over pater J. Nooy heb: onze pastoor had misschien wél van hem en Driehuis gehoord. Zo vlak voor de oorlog had hij al heel goed pastoor van onze parochie geweest kunnen zijn. In ieder geval, toen ik in zijn biechtstoel het eindelijk durfde op te biechten dat ik missionaris wilde worden, probeerde hij me helemaal niet over te halen om naar Hageveld te gaan. Nee, hij wist wel een goed adres voor mij, waar de studie niet zo zwaar zou zijn! En dat adres was Driehuis. Daar werden missionarissen opgeleid, zei hij. Hij zou het wel in orde maken.

In Driehuis voelde ik me al gauw thuis. Al die muziek, zang, toneel, boeken enz., het was allemaal nieuw voor deze dorpsjongen en ik snoof die sfeer met volle teugen op. Ook de fijne omgang met mijn klasgenoten. Het regiem was wel streng, maar veel leraren inspireerden ons om ons in de goede richting te ontwikkelen. Verder zal er wel veel over de MSC gepraat zijn in de dagelijkse meditaties en regelmatige recollecties, maar voorop stond toch wel studeren, studeren, studeren. En voor mij kwam er nog bij muziek, muziek, muziek. Onze pastoor had zich toch een beetje vergist: in verband met de erkenning van onze school en eindexamens door de Staat, moest er had aangepoot worden! Al met al was het missie-ideaal een beetje op de achtergrond geraakt. Maar uiteindelijk doemde het noviciaatsjaar op, en begonnen wij te praten met elkaar of we het noviciaat in zouden gaan of niet. Die traditionele H. Hartdevotie daarmee konden we niet veel en zo waren meer dingen die ons niet zo lagen. Uiteindelijk besloten de meesten om het in ieder geval toch maar te proberen. Uit die formulering blijkt niet bepaald een enthousiasme voor de missie!

We hadden tot ons geluk pater W. Jaspers msc als novicemeester, en die heeft wat die H. Hartdevotie betreft mij helemaal overtuigd. Hoe hij het precies verwoordde weet ik niet meer, maar het kwam neer op dat het H. Hartsymbool staat voor wat God in het diepst van Zijn “Wezen” is nl. liefde, een en al liefde voor ons mensen. Daar kon ik mee uit de voeten. De uitstekende leiding van pater Jaspers kon niet verhinderen dat we van verschillende klasgenoten afscheid hebben moeten nemen. Het einde van mooie vriendschapsbanden.

Aan de filosofiejaren in Brummen denk ik niet graag terug. Ik had heel veel last van migraine en werd er ook voor behandeld. Je kunt dan niet altijd of liever gezegd zelden over een helder hoofd beschikken om na te denken. Ik “mocht” zelfs een jaar langer over de filosofie doen! Ik snp nog niet dat ik dat heb kunnen opbrengen. In ieder geval, dankzij de hulp van verschillende klasgenoten, die altijd weer bereid waren mij bij te spijkeren (een vreselijk ondankbaar werk dat kan ik u verzekeren!). Een pluspunt is ook: het vertrouwen dat de MSC kennelijk in mij had. Ze hebben mij niet laten gaan.

In Stein en later aan het GIT in Tilburg ging alles veel beter. Het einddoel kwam ook steeds meer in het zicht. Wat de MSC betreft werd ons ook duidelijker dat dat geen handige club is met alle mogelijke faciliteiten om ergens ver weg te kunnen gaan leven en werken, geen soort van veredeld uitzendbureau of zoiets. We gingen steeds meer aanvoelen wat het ideaal is waar de MSC voor staat. Het ideaal bijvoorbeeld om in het spoor van hun Voorganger zich in te zetten voor degenen die ons het meest nodig hebben, om mensen met hart voor hen te zijn. Die inspiratie hebben we vanuit onze opleiding zeker mee gekregen. En luisterend naar de levensverhalen van onze confraters hebben zij waar ook ter wereld zo geleefd, zo gewerkt.

Door al die zestig jaren heen ben ik alleen maar bevestigd in mijn keuze voor de MSC ook al lijk ik er toevallig terecht gekomen te zijn, dankzij mijn dorpspastoor! Ik ben nog steeds blij en dankbaar bij de MSC-gemeenschap te mogen behoren.

De MSC getrouwe blijf ik…