Preek 12 mei 2024 (Moederdag)

Inleiding 7e Zondag van Pasen 2024
Hoe getuigen wij dat God liefde is? In een wereld met zoveel conflicten, oorlogen, gewelddadigheid en aanhoudende natuurrampen lachen mensen je uit als je durft te spreken over de God van liefde. In de tweede lezing van vandaag leert Johannes ons dat HET getuigenis dat wij van de God van liefde kunnen geven is, dat wij elkaar liefhebben. Zo beantwoorden wij ook aan Jezus’ gebed in het evangelie, opdat wij met elkaar in eenheid zullen leven, zoals Jezus in eenheid leeft met zijn Vader. Eenheid in verscheidenheid. Door de verschillen verrijken wij elkaar. Laten wij de Heer bidden om elkaar te kunnen aanvaarden met al onze verschillen.
Ook gaan onze gedachten vandaag uit naar Moederdag. Daarbij hebben wij allemaal onze eigen gedachten en gebeden.

Johannes 17 11b-19 Eenheid 2024 door Hans Kwakman
Natuurlijk kunnen wij de grote vooruitgang niet ontkennen in de wereld van vandaag. Vooruitgang op het vlak van wetenschap, technologie, geneeskunde, communicatie en zo meer. Maar zijn wij als mensheid ook dichter bij elkaar gekomen? Is die eenheid waar Jezus in het evangelie voor bidt, ook werkelijkheid aan het worden? Tegenwoordig openen de sociale media ongekende mogelijkheden, maar soms lijkt het wel dat, hoe dichter wij bij elkaar komen, de spanningen toenemen. Bepaalde groepen staan vaak wantrouwend tegenover elkaar, zoals ook weer bleek in de demonstraties van deze week.
In het evangelie van zojuist, hoorden wij een gedeelte van Jezus’ afscheidsrede, waarin hij ook bidt tot zijn hemelse Vader. Meerdere malen bidt hij om eenheid: “Heilige Vader, bewaar in uw Naam, hen die Gij mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn, zoals Wij.” Jezus weet dat hij gaat lijden en sterven, want hij wil trouw blijven aan de zending, die hij van zijn Vader ontvangen heeft. De zending, zoals de evangelist Johannes het zegt, om de kinderen van God, over de wereld verspreid, bijeen te brengen. (Joh. 11: 52). Jezus bidt dus niet alleen voor eenheid onder dat groepje leerlingen, dat bij het laatste avondmaal bij Hem aan tafel zit. Hij bidt opdat alle mensen, alle volken, één zullen zijn. Vader, bidt hij, zorg er voor, dat alle mensen, verspreid over de hele wereld, één zijn, zoals wij één zijn, U met mij en ik met U. Alle mensen zijn immers uw zonen en dochters: “Laten zij een zijn zoals wij” (Joh 17: 11+23). Dan zullen zij gelukkig worden (17:13).
Sinds Jezus zo’n 2000 jaar geleden voor die eenheid van mensen en volkeren gebeden heeft en er zelfs zijn leven voor heeft gegeven, lijkt er niet veel van terecht te komen. Maar, zoals Paus Franciscus het zegt: de Geest van God is aanwezig in het diepste binnenste van ieder schepsel, en werkt om ons tot eenheid te brengen, maar respecteert daarbij de eigen verantwoordelijkheid van iedere mens (LS 80). Ondanks het constant werken van Gods Geest, zijn wij nog niet in staat de mensheid tot grotere eenheid te brengen. Maar laten wij ons niet blind staren op de haarden van conflict, oorlog en geweld, die steeds weer op zoveel plaatsen in de wereld oplaaien – verschrikkelijk genoeg. Laten wij ook kijken naar de vele pogingen die er al zo vaak en vooral de laatste eeuw ondernomen zijn om tot grotere eenheid te komen. Bijvoorbeeld, dit jaar gedenken wij dat 75 jaar geleden de Universele Verklaring van de rechten van de Mens werd afgekondigd. Denk ook aan het tot stand komen van de Verenigde Naties, de Europese Unie. We kunnen zeggen dat het daarbij alleen om politieke en economische belangen gaat en dat deze organisaties machteloos zijn waar het gaat om het bewerken van vrede en gerechtigheid, maar toch zijn zulke organisaties vrucht van het verlangen van volkeren om tot grotere onderlinge verbondenheid te komen. Binnenkort kunnen wij weer stemmen voor de Europese Unie. Dat kan onze kleine bijdrage zijn aan de eenwording van Europa. Het lijkt erop alsof die politieke wil om samen te werken niets met Jezus’ gebed om eenheid te maken heeft, maar dan vergeten wij dat juist de Geest van Jezus in de geschiedenis steeds aan het werk is om mensen, volkeren, godsdiensten langs allerlei wegen tot grotere eenheid te brengen.
Zestig jaar geleden verwoordde het tweede Vaticaans Concilie in een van haar documenten, de taak van de Kerk aldus: “In onze tijd, nu de mensheid zich van dag tot dag nauwer aaneensluit en de betrekkingen tussen de verschillende volkeren veelvuldiger worden, beschouwt de Kerk het als haar opdracht om eenheid en liefde tussen de mensen en tussen de volkeren te bevorderen. Daarbij wil zij op de eerste plaats aandacht geven aan wat mensen gemeenschappelijk hebben en aan wat hen onderling verbindt.” (Nostra Aetate n. 1).
Aan die bevordering van eenheid onder de volkeren heeft Paus Franciscus onlangs een officiële brief gewijd. Die brief begint met de woorden: “Wij zijn allemaal broeders en zusters van elkaar.” Dat wil zeggen, dat wij allemaal geschapen zijn als medemensen van elkaar en dat wij geroepen zijn om steeds meer medemens van elkaar te worden. Wij zijn één mensenfamilie, zegt hij, reisgenoten in deze wereld, kinderen van dezelfde aarde, ons gemeenschappelijk huis. Ieders geloof, persoonlijke overtuiging en talenten kan bijdragen aan die eenheid in verscheidenheid onder de volkeren. (vgl. FT 8). Iedere vorm van uitsluiting van een ander omwille van ras, huidskleur, geloofsovertuiging of geaardheid moet ons dan ook vreemd zijn. (FT 11)
De overtuiging dat wij allemaal broers en zussen van elkaar zijn baseert de Paus op Jezus’ gebed tot zijn Vader: “mogen wij allen een één zijn, zoals Wij”: wij zijn allemaal geroepen om ons open te stellen voor de aanwezigheid van God de Vader en van Gods Geest.
De Paus besluit zijn brief met te verwijzen naar Maria, de Moeder van Jezus. En op deze Moederdag wil ik daarmee ook deze overweging besluiten. De Kerk, zegt de Paus, moet doen zoals Moeder Maria die, nadat zij de Boodschap van de Engel heeft ontvangen, haar huis verlaat om haar tante Elisabeth te gaan helpen, zo moet de Kerk haar kerkgebouwen en sacristieën verlaten, om bruggen te bouwen, muren af te breken, zaad van vrede en verzoening te zaaien en zo te midden van de wereld een teken van eenheid te zijn, om op die manier de mensheid uitzicht te geven op een toekomst, waarin wij als broers en zussen gelukkig samenleven [FT 276). Ja, wij moeten allemaal nog leren om in harmonie en vrede samen te leven, zonder dat we allemaal hetzelfde hoeven te zijn!”

Leave a comment