Zondag 4 juli 2021

14e zondag Jaar B
Zondag 4 juli 2021
Voorganger: pater Ben Verberne msc

“BEHALVE IN ZIJN VADERSTAD”

LEZINGEN
Ezechiël 2, 2-5
2 Korinthiërs 12, 7-10
Markus 6, 1-6

Hij ging vandaar weg om zich naar zijn vaderstad te begeven en zijn leerlingen gingen met Hem mee. Toen het sabbat was, begon Hij te onderrichten in de synagoge. De talrijke toehoorders vroegen verbaasd: “Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? En wat zijn dat voor wonderen, die zijn handen verrichten? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?” En zij namen aanstoot aan Hem. Maar Jezus sprak tot hen: “Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring.” Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas die Hij de handen oplegde. Hij stond verwonderd over hun geloof. Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf.

OVERWEGING:
Er zijn dingen die je heel goed alléén afkunt; – zaken waar je niemand anders bij nodig hebt:
de krant lezen bijvoorbeeld, of boontjes doppen, vooral als het je eigen boontjes zijn.
Voor andere dingen heb je juist wèl andere mensen nodig.
Bijvoorbeeld om de waarheid te spreken, om liefde te ontvangen en liefde te geven.
En om … wonderen te doen.
In deze tijd van schoolexamens hoorde ik over een jongen die niet thuis durfde komen met zijn rapport.
Als je blijft zitten, had zijn vader gezegd, dan ga je van het voetballen af.
En die scooter kon hij helemààl wel vergeten!

Daarom had hij maar niets verteld over die 4 voor wiskunde en hij had gelogen over die onvoldoende voor Nederlands. – Dat joch loog niet omdat hij onbetrouwbaar was, maar omdat het bij hem thuis ontbrak aan een onpartijdige, begrijpende luisteraar. –

Een onbarmhartige omgeving vrààgt om leugens.
Waarheid komt nooit van één kant.
Hetzelfde geldt voor goedheid tussen mensen.
Het is niet genoeg dat iemand iets wil geven, er moet ook een ontvanger zijn.
Zo beschrijft trouwens de joodse traditie de impasse waarin God zelf verkeert.
God wil zijn als een licht dat schijnt in onze duisternis, maar die duisternis moet er wel voor openstaan.
Gods woord wil mens worden, maar dan is er wel een vrouw nodig die instemt en zegt:
Mij geschiede naar uw woord.
Juist die wederkerigheid, dat samenspel tussen God en mensen hoort tot de kern van ons geloven. God heeft zijn liefde afhankelijk gemaakt van menselijke mensen.

Daarover vertelt Markus in het evangelie van vanmorgen: Jezus komt aan in Nazareth.
Het is zijn vaderstad. Daar is hij opgegroeid, daar voelt hij zich thuis.
Hij geneest de zieken, geeft er onderricht in de synagoge en de mensen staan verbaasd over wat ze zien en horen.
Maar diezelfde mensen kunnen ook grillig zijn.
Van de ene dag op de andere slaat hun verbazing om in ergernis en ze duwen hem van zich af: Is dat niet die Jezus?
Waar heeft hij het vandaan? Hij is toch de zoon van de timmerman?
Iemand pakken op zijn afkomst … het is een klassiek voorbeeld van hoe oude, vooropgezette beelden mensen in de weg kunnen zitten, ze kunnen blokkeren. Wij zelf zijn daarop geen uitzondering.

Van de ene dag op de andere verdwijnt de betovering, verdampt het gevoel van ‘we hebben een profeet uit eigen stad!’ en ze nemen aanstoot aan hem.
Heel anders dan verderop in het dorp Kafarnaum.
Daar reageren mensen positief.
Van daaruit verspreidt zich zijn faam door heel Galilea. [1]
Al eerder liep hij vast in Nazareth. Toen wilden ze hem zelfs doden. [2]
Hij moèt wel gedacht hebben aan Ezechiël. Ook hij werd verstoten in zijn geboortestad.
Zo plaatst Jezus zich welbewust in de lijn van zijn voorgangers en hij constateert: geen profeet wordt geëerd in zijn eigen stad.
Slechts een paar mensen waren wel ontvankelijk voor hem, een paar zieken.
Hij legt ze de handen op. Zijn kracht is er nog wel, maar kracht-alleen is niet genoeg.
Daarmee eindigt het verhaal van deze morgen.
Als je dan verder leest, dan gaat Jezus onvermoeibaar door.
Het gaat immers niet om hem, maar om het goede nieuws, om bevrijding en om iedereen daarin mee te nemen.
Iedereen die maar wil. Voor die boodschap, om te kunnen landen, is het nodig dat mensen zich voor hem openstellen, ontvankelijk zijn en tot verwondering in staat.

Want waarheid horen kun je alleen als je er oren voor hebt.
Goedheid ervaren is mogelijk alleen als je ervoor openstaat.
Wonderen doen is zelfs voor God onmogelijk, tenzij we ontvankelijk zijn voor elkaar en voor hem.


[1] Markus 1, 28

[2] Markus 3, 6