Preek

26 september 2021

OVERWEGING ZONDAG 26 SEPTEMBER 2021 NOTRE DAME TILBURG 

LEZING 1: NUMERI 11, 25-29 

LEZING 2: JACOBUS 5 

LEZING 3: MARCUS 9, 38-43.45.47-48 

Jan Jetse Bol

Om te beginnen: Kijkt u eens naar de voorkant van het liturgieboekje van vandaag. We zien als thema: Om het goede. En we zien een tekening van Marjet de Jong: een hand met open vingers voor een gezicht… Moeten we door de vingers zien…? Of moeten we onze ogen nergens voor sluiten…? 

In de loop van de tijd, van de eeuwen, heeft de kerk, heeft onze katholieke kerk, hebben eigenlijk alle kerken, en misschien moet ik wel zeggen: hebben alle mensen, dus ook wij, af en toe moeite om iets door de vingers te zien, of hebben alle mensen, dus ook wij, moeite met vrijheid van meningsuiting…!? 

Het evangelie van vandaag en de eerste lezing van het boek Numeri, raken hieraan, rakelen dit soort vragen op: Wat is goed? Wie bepaalt wat goed is? 

Marcus laat Johannes zeggen: Kan/mag iemand die niet bij ons hoort in Jezus’ naam duivels uitdrijven…? Dat kan toch niet! Dat mag toch niet! Dat is niet goed! Dat moeten we beletten! 

Wat vindt Jezus daarvan? Vindt Jezus dat goed? Jezus zegt: wie niet tegen ons is, is voor ons. Dat is een open, een lichtend woord. Maar Marcus laat Jezus ook zeggen – en dat zijn zware, gesloten uitspraken, waar we van schrikken – het is beter om zo iemand met een molensteen om de hals in zee te werpen. Het is beter om verminkt het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen. Het is beter kreupel het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen. Het is beter met één oog het Rijk Gods binnen te gaan dan in het bezit van twee ogen in de hel te worpen geworpen. 

Wie mag in naam van Jezus, wie mag in naam van God spreken en handelen…? Wie mag wonderen doen…? 

Ook in de eerste lezing uit het boek Numeri komen dit soort vragen in beeld. Het zijn vragen van alle tijden. We lezen: “Vanuit de wolk daalt de Geest van God op de zeventig oudsten…” Zij worden geacht in naam van God te spreken. Maar we lezen ook over twee andere mannen – dus geen oudsten. Die profeteren ook, die zeggen ook, dat zij in naam van God spreken… En dan zijn er mensen, zoals Jozua, die zeggen: Zij horen er niet bij! Dit kan niet! Dit mag niet! Dit moet u hen verbieden!’  Vandaag, aan het einde van de vredesweek richten we de schijnwerpers van de affiche van de vredesweek (getekend door Len Munnik) op die twee mensen uit het boek Numeri… 

Wie zijn die twee mannen? Hoezo horen die er niet bij? Waarom moeten zij hun mond houden? Hun namen kunnen ons te denken geven. Hun namen zijn Eldad en Medad. Letterlijk: Eldad = God is de broer van mijn vader, Medad = iemand van mijn vaders broer. Je zou kunnen zeggen: verwanten. Iemand uit het jodendom vertaalde die namen als volgt: Eldad = ‘liefde voor God’. Medad = ‘liefde voor mensen’. Als dat waar is, dan zijn Eldad en Medad een soort tweelingbroers – de een kan niet zonder de ander. ‘Liefde voor God’ en ‘liefde voor de mens‘  kunnen niet zonder elkaar. Samen zijn Eldad en Medad veelzeggend. 

In dat licht gezien is de uitspraak van Mozes als een regenboog in de lucht, als een woord van deze tijd. Mozes zegt: Ik zou willen dat alle mensen profeteren. Mozes zou willen, dat iedere mens door de Geest van God bewogen wordt en in beweging komt om de vrede te vinden overal. 

Paus Franciscus zei in 2013: “Profeten doen stof opwaaien, profetie richt een zootje aan”. Bedoelt hij: Profetie en religieus leven zijn tegendraads, zijn totale overgave aan God, aan Gods roepstem…? En is dat hetzelfde als de uitspraak van Jezus in het evangelie van vandaag: Wie niet tegen ons is, is voor ons!? Ik hoop het van harte. 

Leave a comment