Preek 25 augustus

Door Ben Verberne 25 augustus 2021

OVERWEGING

Vandaag vieren vier zusters hun professiefeest: 60 en 65 jaar – getallen waarin volheid doorklinkt, een geleefd leven van verbondenheid en van toewijding.

U hebt uw professie afgelegd in 1956 en 1961. Dat waren jaren waarin ons land weer enigszins op adem gekomen was van de tweede wereldoorlog. Geen land in Europa, Duitsland uitgezonderd, kwam zo beschadigd uit de Tweede Wereldoorlog als ons land: zoveel doden te betreuren, zoveel verwoesting van personen, van gezinnen,
materiële schade ook. De tijd van wederopbouw, – materieel, geestelijk, moreel – kwam tot een afronding. De zestiger jaren werden getekend door een toenemende vooruitgang, maar ook door politieke verzuiling en door nieuwe tegenstellingen tussen Oost en West.

Het was een tijd waarin vorming en opleiding binnen onze congregaties nog plaatsvonden in grote groepen en volgens een vast stramien, met nadruk op bidden, véél bidden, en hard werken. Tegelijkertijd waren het jaren van toegroeien naar het Tweede Vaticaans Concilie, naar een nieuwe manier van kerk zijn, enthousiaste ideeën over mede-verantwoordelijkheid en vooral over … ruimte! Ruimte waarin vrouwen en mannen een nieuwe plaats ontdekten in de samenleving en in de kerk van toen. Toch was het ook een overgangstijd: tussen de sporen van een ascese die eigenlijk al tot het verleden hoorden, werden al voorzichtig nieuwe vormen van religieus leven zichtbaar.
Het was de tijd van kiezen voor mensen in de marge, en van een nieuw missionair tijdperk, dichtbij en ver weg.

De missie van de Nederlandse FDNSC-provincie was uitgegroeid tot rijke verscheidenheid: Indonesië en Papua Nieuw Guinea kwamen tot bloei en zelfstandigheid. In Nederland boden zich nieuwe uitdagingen aan: in het parochiepastoraat, in de verpleging, de vorming van meisjes en ondersteuning van vrouwen in hun persoonlijke ontwikkeling en vaardigheden. Ook uw eigen gemeenschap was volop in beweging.

En toch, als we dit alles op waarde willen schatten, dan mag je niet volstaan met het afvinken van werkterreinen waarin u zich hebt begeven. Dan moet je verder gaan.
Of eigenlijk niet verder, maar dieper en terugkeren naar het evangelie van vanmorgen, want daar ligt de kern, daar ligt het hart van alles: Jezus dankt zijn Vader omdat Die het geheim, het wonder van Zichzelf, heeft willen openbaren en omdat Hij dat wonder heeft gedeeld met mensen die openstaan voor zijn koninkrijk, – de kleinen der aarde.

Jezus dankt zijn Vader, niet afstandelijk, maar op een manier die zijn bewogenheid laat horen: het rààkt hem, omdat hij zelf daarbij betrokken mag zijn, zijn leven in dienst mag stellen van het kenbaar maken van Gods liefde. Hij is er zich van bewust – zo schrijft Matteüs en de kerkgemeenschap rondom hem, dat alles hem door zijn Vader in handen is gegeven om dit wonder van God aan mensen te onthullen, te verkondigen.
En dan nodigt Hij ons uit, vrààgt hij ons dat ook wij binnengaan in dat wonder van Gods liefde: Komt naar mij, jullie die uitgeput bent en overbelast. Neem mijn juk op je schouders, leer van mij: ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zal je tot rust komen, je dorst zal worden gelest, je verlangen vervuld.

Met deze woorden vertrouwt Jezus ons toe datgene van waaruit hij zelf leeft en hij probeert ons over te halen onszelf te openen voor God, en er te zijn voor mensen in hun lijden, in hun verdriet, hun onmacht en hun rechteloosheid.

Het zijn ook de woorden waardoor Pater Chevalier en Moeder Marie Louise Harzer,
de stichters van onze congregaties, zich uitgenodigd voelden om toe te treden
tot de leerschool van het Hart. Mensen die aan de kant geschoven zijn, door ziekte, onderontwikkeling, dictatuur, zij waren het om wie Jezus zo bewogen was. Omwille van hen werden ook wij ‘door de wereld bewogen’ en namen wij op ons ‘een missie in de marge’ van de samenleving.

“Leert van mij dat ik zachtmoedig ben”, een kernwoord dat hoort bij óns: Zachtmoedigheid staat haaks op een wereld van concurrentie en ellebogenwerk dat zo vaak de kop opsteekt waar mensen samenwonen en samenwerken, ook al is het voor een nóg zo nobel doel. Zachtmoedigheid leunt aan tegen het oude, fraaie woord ‘mildheid’. ‘Mild’ komt van het werkwoord ‘malen’. Mild, wil zeggen: vermalen, fijn, zacht. Om mild te zijn moet je eerst gemalen worden, want dàn pas wordt het harde koren zacht. Mild en zachtmoedig zijn mensen die gemalen zijn door het leven … gemalen, niet verpulverd! Ze hebben in hun leven hoogtepunten ervaren, zijn door diepte en crisis gegaan, hebben hun eigen zwakheden en die van anderen onder ogen gezien, maar ze zijn niet verbitterd of cynisch geworden. Zachtmoedige, milde mensen zijn zij die het leven – van henzelf en van anderen – hebben leren aanvaarden met een zin voor betrekkelijkheid en vaak met humor.

Het is waar, vandaag nemen onze gemeenschappen in aantal af. We hebben minder in te brengen, maar toch geloven we dat wat we ooit met enthousiasme zijn begonnen en waarvoor we ons een leven lang hebben ingezet, ook vandaag z’n waarde heeft: Belangeloos en onvoorwaardelijk dicht bij mensen staan, zoals Maria die ‘er was’, aanwezig onder het kruis. Er zijn zoals zij – om mensen te bemoedigen, te troosten en ze al doende te helpen ervaren dat God liefde is.

In de wijde wereld van onze tijd worden de grote dingen vaak gedaan door kleine mensen. Dat geldt ook voor de wereld van Notre Dame en daar waar mensen het leven laten komen zoals het zich ontvouwt. Zo liet Maria het leven groeien in haar schoot, leefde zij met open handen; kome wat komt. Zo volgde zij haar Zoon, die ook zelf de Weg ging, tot het einde toe. Moge zij ons voorgaan ook in de jaren die komen gaan.

Leave a comment