Preek 3 maart 2024

Overweging 3 maart 2024. Door Ton Zwart.

“Weg van dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal.” Dat waren de woorden waarmee Jezus de handelaars uit de tempel verdreef. Tempel en handel, die twee verdragen elkaar blijkbaar niet en we kunnen ons afvragen waarom dat het geval kan zijn.
Je kunt dan meerdere redenen aanvoeren. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat in de tempel een zekere rust moet heersen, de rust die nodig is voor bezinning en gebed. Dat verdraagt zich slecht met een markt, waar de verkopers hun waren aanprijzen en luid van zich laten horen. U kunt zich zo’n levendig tafereeltje wel voorstellen!
Maar er kan ook nog een andere reden zijn en die reden heeft te maken met wat een markt eigenlijk is. Een markt is een plaats, een ruimte, waar twee partijen samenkomen. Aan de ene kant heb je de verkopers, die hun waren naar de markt brengen en aan de andere kant heb je de kopers die die waren graag willen bezitten. Aan de ene kant heb je dus het aanbod en aan de andere kant heb je de vraag. En die twee, vraag en aanbod, moeten tot een overeenstemming, tot een prijsbepaling, zien te komen. En als dat lukt, gaat de koopwaar van de handelaar over in de handen van de koper.
Niets mis mee, zou je zo zeggen, tenminste als het om eerlijke handel gaat. Toch zitten er ook aan eerlijke handel, vanuit de tempel bezien, problematische kanten. Wat ik bedoel is dat je als koper wel over geld moet beschikken. En als je dat om een of andere reden niet hebt, ben je voor de markt niet interessant. Op de markt tel je alleen maar mee, als je koopkracht hebt. Heb je die niet, dan ben je op de markt geen partij, dan val je er buiten.
De markt sluit dus de mensen uit die geen geld hebben. De tempel kan ook mensen uitsluiten, maar dat heeft met geld niets te maken. De tempel sluit mensen uit die zondig zijn, mensen dus die zich van God en gebod niets aantrekken, die leven alsof de hele wereld van hen is en die met niets en niemand rekening houden. Zulke mensen zijn in de tempel niet welkom. Zij moeten eerst hun fouten erkennen en goed proberen te maken, voordat zij er weer bij kunnen horen.
Jezus sloot nooit mensen uit omdat ze arm waren. Hij had juist een voorkeursliefde voor de armen. De lammen, de blinden, de bedelaars konden bij hem terecht en werden nooit afgewezen. Armoede was geen zonde, het had eerder met ziekte of met werkloosheid of met onderbetaling te maken. De arme is juist zeer welkom in de tempel van God om daar zijn nood te klagen en de God, Vader van alle mensen, om hulp te smeken.
Terug naar het verhaal in het evangelie van Johannes. Wat opvalt is dat er geen inhoudelijke discussie gevoerd wordt over waarom tempel en markt elkaar niet goed verdragen. Jezus wordt niet gevraagd om uit te leggen wat hij met zijn woorden, “het huis van mijn Vader is geen markthal” bedoelde. Hem wordt om een teken gevraagd. Blijkbaar zien de mensen in hem een profeet en zien ze de tempeluitdrijving als een profetische daad, maar dan moet het wel een echte profeet zijn en die moet zich met een teken kunnen bewijzen.
Jezus geeft dan een teken van zijn echtheid: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen”. Daarmee bedoelt hij, zoals wordt uitgelegd, niet het tempelgebouw van Jeruzalem, maar zijn eigen lichaam.
Dat is iets om over na te denken. Jezus’ eigen lichaam is het teken. Het kan afgebroken worden. Het is een broos lichaam, het is een kwetsbaar lichaam, het kan uit de weg geruimd worden. Het is een lichaam dat blijkbaar voor zijn tegenstanders gevaarlijk is. Zijn voeten brengen zijn lichaam overal, ook daar waar zijn tegenstanders hem niet willen hebben, in Jeruzalem, in de tempel waar hij een zuiveringsactie onderneemt. Zijn handen zijn niet alleen geschikt om te zegenen, om te genezen of om brood en vis uit te delen, maar ook om touwen te pakken en die tot een gesel te vlechten en zo de tempel schoon te vegen. Zijn mond dient niet alleen om troostende woorden te spreken, woorden die goed doen en mensen heel maken of kracht geven, maar zijn mond kan ook een zweep zijn of zelfs een zwaard dat pijn doet en er werkelijk in snijdt, zoals de tempel als een markthal wegzetten.
Dat alles is het gevaarlijke lichaam van Jezus, zijn lichaam dat hij in dienst van zijn Vader heeft gesteld en dat hij bereid is vol ijver te gebruiken om de tempel van zijn Vader te zuiveren. Die tempel die toch het middelpunt zou moeten zijn van een wereld waarin de laatsten de eersten worden en de eersten de laatsten. Daarvoor zijn lichaam gebruiken heeft zin. Het betekent niet het einde, zelfs als zijn lichaam afgebroken wordt. Er zal nieuw leven ontspruiten, een leven dat door de dood is heengegaan en niet meer door de dood achterhaald kan worden. “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen.”
De toehoorders van Jezus begrepen deze woorden niet. Begrijpen wij ze wel? Het gaat niet alleen om geloof en vertrouwen, maar ook om moed, om alles wat dit lichaam aan vermogens heeft (nog heeft, kan ik misschien beter zeggen) in te zetten voor de goede zaak, d.w.z. de zaak van God, voor zijn rijk op aarde. En daarbij alles wat een aanslag pleegt op dit lichaam, van binnen of van buiten, dapper te verdragen. Het hoort er allemaal bij en het laat zien dat we in onze zelfgave niet terughoudend zijn en dat alles, verwacht of onverwacht, inbegrepen is.
Moge dan ook voor ons het woord van Jezus gelden: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen.
Amen.

Leave a comment