Homilie op de 6de zondag van Pasen, 2024 door Ton Zwart msc
Laatst kwam ik de uitdrukking ‘voortschrijdend inzicht’ tegen. Het betekent dat iemand van mening verandert, meestal ten goede. Eerst was hij tegen iets, maar door een nieuwe gebeurtenis, een nieuwe ervaring, heeft hij zijn mening herzien en is nu voor waar hij eerst tegen was. ‘Voortschrijdend inzicht’, wordt dat genoemd.
Ik moest aan deze uitdrukking denken bij het overwegen van de eerste lezing van vandaag. Het gaat over Petrus en Cornelius. Cornelius is een honderdman, een Romeinse legerofficier met honderd man onder zijn bevel. Het verhaal is sterk ingekort en je zou het in z’n geheel moeten lezen om van het belang ervan doordrongen te raken. Maar goed, in het kort, gaat het over de relatie van joden met niet-joden, van Petrus, de jood, en Cornelius, de niet-jood. De joodse wet houdt die twee volksgroepen zorgvuldig uit elkaar. Ze worden niet verondersteld bij elkaar over de vloer te komen en zeker niet met elkaar te eten. De joodse wet kende strikte voedselvoorschriften.
Wat gebeurde er? Petrus krijgt een visioen en ziet een groot linnen doek uit de hemel neerdalen met daarin allerlei kruipende dieren en gevogelte die voor een jood onrein waren. Een stem spoort Petrus aan: slacht en eet. Petrus weigert en zegt dat hij nog nooit iets gegeten heeft dat onrein is. De stem zegt dan: “wat God rein heeft verklaard zul jij niet als verwerpelijk beschouwen”. Daarmee eindigt het visioen zonder dat Petrus begrijpt wat er de bedoeling van is.
Ondertussen krijgt ook de honderdman Cornelius een visioen. Hij wordt een vroom man genoemd die veelvuldig bad en aalmoezen gaf. Tijdens zijn morgengebed raadt een engel hem aan gezanten naar Petrus te sturen om Petrus te vragen naar zijn huis te komen. Dat doet Cornelius en de gezanten brengen zijn verzoek aan Petrus over. Petrus begrijpt nu dat zijn eigen visioen van de onreine dieren bedoeld was om op het verzoek van Cornelius positief te reageren en hij gaat dan ook zonder aarzelen met de gezanten mee om naar het huis van Cornelius te gaan.
Wat gebeurt hier? De visioenen dienen klaarblijkelijk om de jood Petrus en de niet-jood Cornelius bij elkaar te brengen en zo de barrière die er tussen hen in stond af te breken. Petrus zegt het zo: “Nu besef ik pas goed, dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat maar dat, uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet, Hem welgevallig is”. Jood en niet-jood kunnen dus samen één gemeenschap vormen. Ze kunnen allebei gedoopt worden en de Geest ontvangen, gelijke behandeling zonder uitzondering.
We kunnen bijna niet meer invoelen hoe groot deze omslag voor de eerste christenen is geweest. Het is een omslag die niet zomaar terug te voeren is op Jezus zelf. Jezus had dan wel begrip voor zondaars en tollenaars en was bereid om in hun huizen te gaan eten, maar dat deed hij niet met niet-joden, althans daar is ons niets van bekend. De niet-joden ontmoet hij alleen op straat. Zij zoeken hem op en niet hij hen. De melaatse, die als enige van de tien terugkwam om Jezus voor zijn genezing te bedanken, was een Samaritaan. Hij wordt door Jezus geprezen, maar hun ontmoeting vond op straat plaats. Ook de ontmoeting met de gezanten van de Romeinse honderdman wiens knecht ernstig ziek was, vond op straat plaats. En dat geldt ook voor de ontmoeting met de Syro-Fenicische vrouw die hem smeekt haar dochter te genezen. Zij krijgt zelfs in eerste instantie te horen dat Jezus alleen gezonden is tot de verloren schapen van het huis van Israël. De niet-joden horen er eigenlijk niet bij. De vrouw geeft niet op en haar dochter wordt toch genezen, maar, zou je zeggen, bij wijze van uitzondering. Het is alsof er een kleine opening wordt gemaakt die verder verbreed kan worden.
Die verbreding hebben de eerste christenen gemaakt. Het ging niet vanzelf. Het werd een hele strijd: moesten de christenen uit de niet-joden de wet van Mozes nu volgen of niet? Was het geloof in Jezus als de verlosser nu voldoende om gered te worden of niet? Pas op het Concilie van Jeruzalem werd deze strijd beslist en kwam men na lang praten en luisteren tot overeenstemming. Het geloof in Jezus was belangrijker dan de Mozaïsche wet. Vanaf die tijd waren alle gelovigen gelijkwaardig, of ze nu jood waren of niet. Dit was de voltooiing van een proces van voortschrijdend inzicht.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat zich soortgelijke ontwikkelingen in onze tijd niet meer kunnen voordoen. In feite is het synodale proces dat paus Franciscus in gang heeft gezet bedoeld om met elkaar te overdenken wat van ons als christenen in deze tijd gevraagd wordt. Dat is niet overal hetzelfde en hoeft ook niet overal hetzelfde te zijn. Maar wat wel blijven moet is wat het evangelie van vandaag ons op het hart drukt: de onderlinge liefde. De tegenstellingen mogen groot zijn, de meningsverschillen mogen onoverbrugbaar lijken, maar dit mag niets afdoen aan het respect voor elkaar. Eigenlijk zegt het evangelie van vandaag het nog sterker: we moeten elkaar als vrienden beschouwen. Zoals Jezus ons vrienden noemt, moeten we ook elkaar als vrienden beschouwen. Dat neemt de hete hangijzers niet weg, maar maakt het wel mogelijk om met elkaar in gesprek te blijven en elkaar vast te houden, ondanks alle verschillen. Voortschrijdend inzicht is mooi, maar de liefde is nog mooier.
Amen.