Zondag 9 mei 2021

Zesde zondag na Pasen
Zondag 9 mei 2021
Overweging van pater Jan Kaandorp msc

Een dag of tien geleden zijn in de stad El Q’ché (in Guatemala – Midden-Amerika) drie medebroeders van ons zalig verklaard. Drie Spanjaarden: Juan Maria, Faustino en Juan Alonso, tezamen met 7 medechristenen, trouwe helpers, catechisten… Martelaars, lafhartig vermoord in de loop van 1981 op het hoogtepunt van een storm van woest geweld en moorden, ontketend door de staat en het leger – geweld tegen boeren, vakbonden en opstandelingen en met name tegen hen die het voor hen opnamen, hen bewust maakten en hen steunden: de katholieke kerkgemeenschappen.

Tegen dat onberekenbare en dagelijks beangstigende geweld in bleven onze confraters in hun pastoraal werk getuigen van hun begaan-zijn met de arme dorpsbevolking op de hoogvlakte van Guatemala, grotendeels boeren, indianen – Maya’s. Zij bleven getuigen van hun sympathie, vriendschap en verknochtheid met deze mensen door  op te komen voor hun rechten en voor de verbetering van hun levensomstandigheden – getuigen tot in de dood “Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden”.

Onze medebroeders kenden deze teksten en spraken er zelfs over toen de dreiging naderde. Vanuit hun vertrouwdheid met Jezus gaven hun leven – zoals Jezus zijn leven gegeven had voor hen, toen Hij ten dode toe opkwam voor hen, zijn vrienden, zijn leerlingen, voor ons. “Ik noem u geen dienaars meer…u heb Ik vrienden genoemd.

Dat was iets heel opvallends, door Jezus dan ook met nadruk gezegd. In de wereld van het  Jodendom, van de Islam en ook nog bij de oude Christenen komen we namen  tegen met het element “dienaar (dienares)”. Denk maar aan de “dienaar van Jahweh” in de profetieën van Jesaja of zo’n naam als Abdullah – dienaar van de Allerhoogste.

Waarom noemt Jezus de leerlingen, ons, zijn vrienden en vriendinnen ? – “Want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord”. Echte vrienden delen heel veel met elkaar. Jezus heeft alles gedeeld, zichzelf met huid en haar ten volle uit, en in zijn menszijn, in zijn manier van leven toonde Hij het kostbaarste wat Hij had, zijn Vader, als mysterie van liefde en diens  bedoelingen met de mensheid, met zijn schepping. Jezus ziet datgene waarvan Hij de aanvang is, wat gewoonlijk het Koninkrijk der hemelen heet, als een vriendschapsverbond, een nieuw verbond en Hij zette de eerste stap door tot de dood toe in te staan voor ons. Zo heeft Hij ons het eerst lief gekregen zodat wij in staat zouden zijn vriendinnen en vrienden te worden, en zijn Vader te kennen: dat betekent in de geschriften van Johannes meer dan weet hebben van, n.l. intiem kennen, met hart en ziel vertrouwd zijn met.

Vanzelfsprekend doen we dan wat Hij gebiedt, wat Hem na aan het hart ligt: elkander liefhebben “zoals Ik u heb liefgehad”, en op tocht gaan en vrucht dragen, want iedereen zonder onderscheid  wil Hij in die vriendschap betrekken. Dat ging Petrus beseffen, toen hij n.a.v. die vreemde droom met dat grote laken vol reine en onreine dieren bij Cornelius en diens gezin, bij heidenen,  binnenstapte.

Blijf in die liefde houdt dus in – op tocht te gaan, vanuit vertrouwelijke omgang met Hem, een vertrouwelijkheid met name gevoed in  ons gebedsleven, in het beleven van de liturgie, in het horen en overdenken van Gods Woord – vanuit die kracht, vanuit die bezieling zijn wij geroepen elkaar lief te hebben en voor elkaar op te komen.

Onze drie medebroeders en hun gezellen zijn die weg gegaan, bewust en ten dode toe. Gruwelijk, tragisch en verdrietig, –  maar vergeten wij niet wat de verrezen Christus in het evangelie tot hen heeft gezegd en tot ons zegt in het vuur van zijn vriendschap: “dit alles zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen wordt, zoals Hij al eerder had gezegd: over zijn heengaan: “als jullie Mij liefhadden, zou het jullie met vreugde vervullen dat ik heenga naar de Vader.” Vriendschap met Hem – voor elkaar opkomen – de vreugde van het volle leven.