Homilie voor de 19de zondag in Jaar C Ton Zwart m.s.c.
Geen perspectief in je leven hebben, niets om naar uit te zien, helemaal vastzitten en geen kant meer uit kunnen. Het is een vreselijk gevoel, een ziekmakend gevoel. Tijdens de coronacrisis hebben vooral jongeren dat ervaren, doordat ze gedwongen thuis zaten en niet met hun kameraden op stap konden gaan. Mensen met schulden kunnen dit ook ervaren. Het begint misschien met een kleine lening, die niet op tijd afbetaald wordt en voordat ze het weten groeien de schulden hen boven het hoofd. De boeren klagen ook over gebrek aan perspectief. Ze moeten steeds meer en mogen steeds minder. Ze hebben, naar hun gevoel, niets meer te verwachten, niets meer om naar uit te zien.
Geen perspectief hebben is het tegenovergestelde van in iets geloven. Geloven heeft met de toekomst te maken, biedt perspectief. Het begint altijd met een beroerde situatie. In de eerste lezing van vandaag wordt gedoeld op de slavernij in Egypte. Slaven kunnen niet kiezen, er wordt voor hen gekozen, zij bezitten niet zichzelf, zij zijn het bezit van iemand anders. Maar de paasmaaltijd biedt perspectief. Ze zijn nog niet weg, de uittocht is nog niet begonnen, maar nu al is er vreugde, want ze geloven dat de redding nabij is en dat geloof brengt ze tot het zingen van liederen. Het vooruitzicht is goed en dat maakt ze nu al blij.
Maar geloven doet meer dan hopen op een betere toekomst. Het geeft ook moed en energie om aan die toekomst te werken. En wat moet die toekomst dan worden? De eerste lezing heeft ook hier iets over te zeggen, die zin waarin de deelnemers aan de paasmaaltijd zich verplichten dat “ze gelijkelijk het goede zouden delen en de gevaren trotseren”. Dat moet het Beloofde Land worden, een gemeenschap die niemand voortrekt en niemand in de steek laat, een gemeenschap waarin iedereen zich thuis kan voelen en waarin iedereen even zwaar meetelt.
Het is een ideaal dat nooit bereikt wordt maar waarnaar steeds gestreefd moet worden. En op wie dan meer dan wie ook gerekend mag worden om het ideaal tenminste ten dele waar te maken, zijn de leidinggevenden, degenen die in gezag zijn gesteld en die macht hebben over de anderen. De parabel van de dienstknecht die door zijn meester als beheerder van zijn huis is aangesteld laat er geen twijfel over bestaan. Wat die dienstknecht moet doen is zorgen dat zijn mededienaren op tijd hun “rantsoen koren” krijgen, zeg maar, ze moeten op tijd hun eten krijgen, ze moeten op tijd uitbetaald worden. In het huis van zijn heer moet rechtvaardigheid heersen. De dienstknecht mag zijn positie niet misbruiken om zich te buiten te gaan aan spijs en drank en geweld te gebruiken tegen de dienstmeisjes en de knechten. Het moet een huis van rechtvaardigheid en vrede zijn.
De gezagsdragers zijn de eerst verantwoordelijken. De laatste zin van het evangelie van vandaag zegt het onomwonden: “Van ieder aan wie veel is gegeven zal veel worden geëist en van hem aan wie veel is toevertrouwd zal des te meer worden gevraagd”. Als je dit gezegde serieus neemt, begrijp je niet meer dat er zoveel mensen zijn die graag leiding willen geven, anderen willen aansturen en de regels van het spel willen bepalen. Zij moeten juist meer dan de anderen het voorbeeld geven en zich inspannen, niet voor eigen belang maar voor het welzijn van de gemeenschap.
Hoe dat moet laat de andere parabel van het evangelie zien. Daarin wachten de dienaren op de komst van hun heer die naar een bruiloft is. In een huis zonder elektrisch licht en waar de deuren aan de binnenkant vergrendeld zijn, moeten zij zorgen dat de olielampen brandend blijven en zij moeten meteen klaar staan om de grendel van de deur te halen, zo gauw hun meester aankomt. Geen zware taak, maar je moet er wel wakker voor blijven en na een dag van bezig geweest te zijn, valt het niet mee om je ogen open te houden.
De heer van het huis beseft dit blijkbaar heel goed en hij waardeert het enorm als zijn dienaren paraat staan, hoe laat hij ook thuis komt. Zijn waardering blijft ook niet bij woorden, maar zo staat er: “hij zal zich omgorden en hij zal hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om hen te bedienen”. De rollen worden omgedraaid: de heer wordt de dienaar en de dienaren worden de heren. Op die manier wordt de afstand tussen meester en knecht weggenomen. Dienaar of heer, het is niet belangrijk meer. Ze horen bij elkaar en kunnen van elkaar op aan.
Pater Kees Ligtvoet, aan velen van u bekend, heeft deze parabel als lezing gekozen bij zijn 50-jarig priesterjubileum. Hij legde ook uit, waarom. Ja, zei hij, als het om de dienstbaarheid van Jezus gaat, dan schiet ons vaak het verhaal van de voetwassing te binnen, waar Jezus één voor één bij zijn leerlingen langs gaat om hun de voeten te wassen. Maar, zei hij, deze parabel is nog mooier. In deze parabel gaat Jezus ook bij zijn leerlingen langs, dit keer om hen één voor één van eten en drinken te voorzien. Maar nu wilde hij hen geen lesje leren of een voorbeeld geven, hij wilde zijn waardering voor hen uitspreken. Hij had op hen kunnen rekenen en daar was hij zo blij om dat hij zijn eigen moezijn van de bruiloft vergat en hun midden in de nacht een maaltijd voorzette.
Je zou zeggen: wie wil er zo’n heer eigenlijk niet dienen? Een heer, die het niet gewoon vindt dat zijn dienaren zich inspannen? Die oog heeft voor de moeite die zij zich geven?
Mogen wij er ook zo over denken. Amen.