Overweging op de 14de Zondag door het Jaar B door Ton Zwart
Jezus wordt niet aanvaard in zijn geboorteplaats, Nazareth, en hij verwondert zich over het ongeloof van zijn dorpsgenoten.
Een Jezus, die verbaasd is! Blijkbaar had hij anders verwacht. Blijkbaar was hij ervanuit gegaan dat hij in zijn geboortedorp even warm onthaald zou worden als in de andere dorpen van Galilea. Misschien nog wel meer, omdat de inwoners van Nazareth er eigenlijk trots op zouden moeten zijn dat hun dorp een bekende persoon had voortgebracht, iemand die veel mensen op de been bracht en volgelingen aan zich wist te binden.
Niet dus! En de reden van het ongeloof lag niet buiten het dorp. Het lag niet bij de schriftgeleerden of de priesters in Jeruzalem, die hun gezag ondermijnd zagen door die populaire profeet uit Nazareth. Nee, het probleem lag in Nazareth zelf, bij de mensen die Jezus hadden zien opgroeien, die zijn ouders kenden en de rest van zijn familie. Ze waren niet trots op hem, maar voelden zich door hem juist gekleineerd. Wat verbeeldde hij zich wel om zich als profeet te gedragen! Wat verbeeldde hij zich wel om als leraar op te treden! Wilde hij hun soms de les komen lezen? Hij was toch gewoon de zoon van de timmerman en had geen enkele opleiding genoten om zich anders voor te doen! En zij ergerden zich aan hem.
Niet aanvaard worden, Jezus heeft het tot zijn verbazing meegemaakt. Toch ziet hij dat niet als een unieke ervaring, die alleen hem overkomt. Het zou eigenlijk bij elke profeet kunnen gebeuren, vandaar zijn gezegde: “Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring”.
Misschien mogen we ‘profeet’ uitbreiden en daar ‘christenen’ onder verstaan. Het gezegde van Jezus geldt dan niet alleen voor de kerkelijke spraakmakers van vandaag, de hedendaagse profeten zogezegd, maar voor alle christenen die hun geloof waarachtig beleven. Daarmee bedoel ik die christenen die zich niet laten meevoeren door de tegenzittende tijdgeest van vandaag, maar die blijven geloven in de waarde van het evangelie. Die christenen die zich door Jezus gesteund, getroost, vergeven en geïnspireerd voelen om het leven aan te kunnen en zelfs de dood onder ogen te zien. Als je dat allemaal zinnig en waardevol vindt, ligt onbegrip op de loer, niet alleen van mensen met wie je weinig op hebt, maar ook van mensen die het dichtst bij je staan, van je familie of vrienden of goede kennissen. Ik verbeeld me dat de meesten van ons dit wel hebben meegemaakt, al was het alleen maar omdat we in onze gesprekken het onderwerp ‘godsdienst’ vermijden. Je voelt aan dat dat niet goed zou vallen. Zelfcensuur wordt dat wel genoemd.
Iemand die dat niet doet, iemand die zijn mond niet houdt is de Engelsman Francis Stufford. Hij heeft zelfs een boek geschreven met de titel ‘Unapologetic’, wat betekent ‘zonder me te verontschuldigen’. Hij is het dus niet eens met al die christenen die in hun schulp kruipen, omdat gesprekken over geloof in de kringen waar zij in verkeren niet welkom zijn… alsof het beter is je mond te houden dan fronsende blikken toegeworpen te krijgen!
Francis Stufford groeide op in een christelijk gezin, maar in zijn pubertijd hield hij het christelijk geloof voor gezien. Dat waren maar fabeltjes, goed voor kinderen en infantiele volwassenen, maar een weldenkend mens wist wel beter. Die hield zich aan de prestaties van de wetenschap. Bij iedere ontdekking van de wetenschap moest de godsdienst een stapje terug doen en op den duur zou die helemaal verdwijnen.
Francis Stufford werd dus atheïst, iemand die het geloof in God helemaal was kwijtgeraakt. Toch kwam het weer bij hem terug toen hij de dertig al gepasseerd was. Hij liep toen stuk in zijn huwelijk en hij was eerlijk genoeg om toe te geven dat vooral hij en niet zozeer zijn partner daar schuldig aan was. Dit schuldgevoel tastte zijn eigenwaarde aan. Hij raakte in een diepe put en zag alleen nog maar duisternis. Het werd nog erger, toen hij er ook nog de maatschappelijke problemen bij betrok. De overheidsdiensten lieten veel te wensen over en de vrede in de wereld leek verder weg dan ooit. Het werd als maar donkerder in hem en op eigen kracht kon hij zich niet meer aan de duisternis onttrekken…totdat hij op een dag het klarinetconcert van Wolfgang Amadeus Mozart hoorde dat hem recht in zijn hart raakte. Het was zo ontroerend en zo mooi, dat hij opeens besefte dat zijn leven en zijn wereld niet alleen duister kon zijn, want er was ook Mozart met zijn vrolijke en troostrijke muziek. Er was wel degelijk een andere kant aan het leven en die lichtere kant drong zich door Mozarts muziek aan hem op.
Dit was op zich geen religieuze ervaring, maar voor Francis Stufford was het een genademoment en zo noemde hij het ook. Het werd het begin voor hem om weer anders te gaan kijken naar de Bijbelse verhalen die hij zich nog uit zijn jeugd herinnerde … over die Jezus van Nazareth die niemand afwees, die niet wettisch dacht en handelde, die vergevingsgezind was en foute mensen nieuwe kansen bood.
Op die manier herontdekte Francis Stufford het christelijke geloof. Het is volgens hem geen geloof dat te beredeneren valt. Hij wil dan ook niet zijn atheïstische collega’s van vroeger met argumenten bestrijden. Hij wil alleen hun karikaturale voorstelling van het christendom wegnemen en vooral zijn eigen verhaal vertellen hoe hij uit de duisternis waarin hij opgesloten zat verlost werd door schoonheid en door vergeving.
Het heeft hem een bepaalde kijk op het christelijk geloof opgeleverd. Hij zegt ervan dat het christelijk geloof goed weet om te gaan met tegenslag, met mislukking, met pijn en verdriet, dat het een uitweg is uit benauwdheid, toekomst biedt en naar het licht leidt. Dat kun je allemaal niet beredeneren, je moet het over je heen laten komen. Het komt van buiten naar je toe. Met andere woorden: het is genade.
De mensen van Nazareth waren niet bereid om Jezus als genade in hun leven toe te laten. Ik kan alleen maar bidden dat wij dat wel mogen kunnen, ook of juist als het leven ons tegenzit.
Amen.