Preek 9 juni 2024

Inleiding, 10e Zondag door het jaar : 9-6-2024

De voorpagina van uw boekje vermeldt het thema van deze viering: “De wil van God.” Wat is de wil van God? Dat wij in deze wereld als broeders en zusters samenleven, Gods schepping dankbaar aanvaarden en de overvloedige gaven van Gods schepping met elkaar delen, in vrede en gerechtigheid. De eerste lezing is een gedeelte uit het bekende verhaal over Adam en Eva uit het boek Genesis. Een legende, maar met een diepe betekenis. God plaatst de eerste mensen in een paradijselijke tuin, waar zij leven in harmonie met elkaar, met de natuur en de dierenwereld. Maar Adam en Eva zijn niet tevreden met wat God hen biedt. Zij willen meer. Jezus daarentegen accepteerde het leven van iedere dag, zoals de Vader het hem schonk. Gedurende dertig jaren leefde hij In Nazareth, ondanks armoede en onderdrukking was hij een gelukkig mens. Dit geluk wilde hij delen met de hele mensenfamilie. Hij wilde, zoals Paulus zegt in de tweede lezing, dat “steeds meer mensen dank brengen aan God.” Dat willen wij ook doen in deze viering. Laten wij beginnen met in dankbaarheid ons hart te openen voor Gods barmhartige vergeving.

Marcus 3 : 20-35 Jezus in Nazareth door Hans Kwakman msc

Misschien bent u ook verbaasd over de manier waarop de familieleden reageren op Jezus’ optreden. We hoorden immers zojuist in het evangelie dat zijn verwanten van plan waren om Jezus mee naar huis te nemen. Ze dachten dat hij niet meer goed bij zijn verstand was. Daar kwam nog bij dat Schriftgeleerden Jezus ervan beschuldigden, dat hij door een duivel bezeten was en daardoor de macht had om andere duivels uit te drijven. Van zo’n beschuldiging schrokken Jezus’ verwanten natuurlijk heftig en om moeilijkheden met de gezagsdragers te voorkomen wilden ze hem mee naar huis nemen om hem thuis op te sluiten.

Daarbij maakt de evangelist Marcus geen uitzondering voor zijn moeder Maria. Ook zij was verbaasd, enorm geschrokken en natuurlijk heel bezorgd.
Verderop in zijn evangelie schrijft Marcus dat de mensen, die Jezus in de synagoge hoorden preken, stomverbaasd waren en vroegen waar Jezus al die wijsheid vandaan haalde? En hoe hij in staat was al die wonderen te doen. Want, zeiden ze, “hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jacobus en Josef en van Judas en Simon. En wonen zijn zusters niet hier bij ons?” En in plaats van trots te zijn op hun dorpsgenoot, ergerden zij zich aan hem. Hij bracht het dorp in opspraak en daar hielden ze niet van. (Mrc 6:3). Jezus zei zelf: “Nergens wordt een profeet zo miskend als onder zijn eigen verwanten en huisgenoten.” (Mrc 6:4)

Marcus schreef zijn evangelie zo’n dertig jaar na Jezus’ dood en verrijzenis, toen de verering van Maria nog niet wijdverspreid was. Ook Paulus, een tijdgenoot van Marcus, vernoemt in zijn brieven Maria nooit bij naam. Pas Lucas en Johannes, die hun evangelies veel later schreven, kenden aan Maria een speciale rol toe. In het evangelie van Marcus spelen juist de bloedverwanten van Jezus een rol. Jezus groeide immers op in een “extended family”, een uitgebreide familie, waarin verschillende generaties samen woonden. Daarin leefden mannen grotendeels gescheiden van vrouwen en kinderen. Te beginnen als jonge man leefde Jezus mogelijk samen met zijn vader en grootvader, ooms en neven, die dan ook broers genoemd werden. De dorpsgenoten kenden de mannen allemaal bij naam.

De evangelist Lucas vertelt ons hoe Jezus op twaalfjarige leeftijd, als een Joodse jongvolwassene, de weloverwogen beslissing nam om zich op zijn komende zending voor te bereiden, niet door in de Tempel te midden van de wetgeleerden te blijven, maar door volop deel te nemen aan het dorpsleven van zijn familie in Nazareth. (Lucas 2:51-52; AL 18). Dat is hij tot ongeveer zijn dertigste blijven doen.

Paus Franciscus onderstreept het feit, dat “Jezus’ eigen familie in Nazareth niet opviel als ongewoon of verschillend van andere families.” Dat is de reden, schrijft de Paus, waarom mensen er moeite mee hadden om Jezus‘ wijsheid te accepteren: De familie van Jezus werd als een heel gewone familie beschouwd, net als andere families.” (AL 182).

De Paus raadt ons daarom aan “om aandacht te besteden aan deze dertig lange jaren, toen Jezus door het werk van zijn handen zijn brood verdiende.”

Jezus was de timmerman van het dorp. Als jonge man werkte hij samen met Jozef, zijn vader, als een bouwvakker. Samen ook met zijn ooms en neven verdiende hij de kost voor zijn familie, terwijl zijn moeder en nichten, ook zussen genoemd, op het land werkten en de huishouding deden. Op de sabbat ging Jezus naar de synagoge en daar bad hij samen met zijn dorpsgenoten de psalmen. Hij luisterde er naar de lezing uit de Heilige Schrift en naar de onderrichting van de plaatselijke geestelijke leider. Zo leerde hij het geloof van zijn voorouders kennen. (AL 65).

Jezus heeft er voor gekozen om zoveel jaren lang het leven van iedere dag te delen in een afgelegen dorp. Hij deelde in voor- en tegenspoed, rouwen en trouwen, vreugde en verdriet van zijn uitgebreide familie. De arme dorpelingen leden zwaar onder de overheersing van de Romeinse soldaten en onder de drukkende last van de belasting, die ze moesten afdragen aan de knechten van Herodes. Het was een zwaar bestaan, ook voor Jezus, maar er was ook de vreugde van het samenleven, van geboorte en bruiloften, en van de traditionele religieuze feestdagen.

We mogen er zeker van zijn dat Jezus zich vaak terugtrok voor persoonlijk gebed en overweging, zoals hij ook tijdens zijn publieke leven deed. Zijn latere prediking, zijn parabels en zijn beroemde Bergrede zijn de vrucht van zijn overwegingen tijdens al die jaren in Nazareth. In zijn persoonlijk gebed verdiepte hij zijn heel intieme relatie met de bron van zijn bestaan, zijn God, die hij Abba of Vader noemde.

Ondanks alle zware inspanning en onderdrukking, zorgen en verdriet, ervoer Jezus het leven als een geschenk van zijn hemelse Vader. Hij toonde zijn Vader zijn dankbaarheid door van het leven te genieten, zoals ook later zal blijken in zijn barmhartig omgaan met de mensen, die hem om hulp vroegen.

Op een zeker moment voelde hij zich door zijn Vader gezonden. Marcus noteert dat Jezus toen Galilea introk om het goede nieuws te verkondigen. En dat goede nieuws was dit: “De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws. “ (Mrc. 1:15).

Daarmee verkondigt Jezus een boodschap die lijnrecht ingaat tegen de leer van de Schriftgeleerden en Farizeeën. Die verkondigden namelijk: “Bekeer je en als alle mensen zich bekeren dan komt het Rijk Gods nabij.” Maar Jezus zegt: Nee, het Rijk Gods, het Rijk van mijn Vader is al nabij, het is onder ons, hier en nu. In Jezus prediking betekent bekering ook voor ons: Kijk anders naar de wereld. Staar je niet blind op alle rampen, de dreigingen van klimaatverandering, de verschrikkelijke oorlogen, de wijdverspreide criminaliteit en de spanningen en conflicten op zoveel plaatsen in de wereld. Kijk met nieuwe ogen naar de mensheid en zie hoe de Vader, de God van liefde, overal aan het werk is: in de wonderlijke schepping, in de overdadige natuur, in de huisgezinnen en communiteiten, in de verenigingen en instellingen, in de liefdevolle zorg voor ouderen en gehandicapten, in de schoonheid van kunst en cultuur, in de weldoende vooruitgang van de wetenschappen, in de strijd voor vrede en gerechtigheid.

Het koninkrijk van God is nabij. Ook hier en nu. Dat is het goede nieuws. Of, zoals Jezus het zegt op het eind van de evangelielezing van zojuist: Ieder die de wil van God doet, is mijn broeder en mijn zuster. (Mrc 3:35). De wil van God is dat wij wereldwijd als broeders en zusters samenleven, wat ook onze geloofsovertuiging, geaardheid of culturele achtergrond is. Dat wij te midden van alle tegenspoed en tegenslagen, elkaar blijven ondersteunen als broeders en zusters en de vele goede gaven van de schepping met elkaar delen. *.

Leave a comment